Onlangs kwam Raven van Dorst uit de kast als non-binair. Hen voelt zich geen vrouw en ook geen man, en wil daarom met genderneutrale voornaamwoorden aangesproken worden. Het gebruik van die voornaamwoorden is dan ook een hele recente verandering aan onze taal. Marc van Oostendorp, hoogleraar Nederlands aan Radboud Universiteit Nijmegen en onderzoeker aan het Meertens Instituut: “Taal verandert voortdurend, onder andere omdat je taal gebruikt om je te identificeren: om te laten zien wie je bent en wie je wilt zijn.” Gastredacteur Fiep Herinckx sprak met hem hierover.
In 2016 organiseerde de Transgender Network Nederland (TNN) verkiezingen waarbij het beste genderneutrale voornaamwoord gekozen werd. Hen kwam hier als populairst uit en wordt sindsdien gebruikt voor non-binaire mensen. “Dit is een opmerkelijke verandering, want hoewel taal continu verandert, wordt hier geprobeerd een permanente verandering toe te passen”, zegt Van Oostendorp.

“Deze verandering komt natuurlijk voort uit de ervaringen en identiteit van non-binaire mensen. Ze voelen zich, duidelijk, niet comfortabel als ze met hij of zij worden aangesproken”, zegt Van Oostendorp. De Engelse taal heeft hierin, denkt hij, dan ook een voorbeeldfunctie in gehad. “In het Engels bestaat het genderneutrale, enkelvoudige they. Die aanspreekvorm is ook terug te leiden tot de tijd van Shakespeare en is daarom ook minder,” hij zoekt naar het juiste woord, “ongemakkelijk.”
“Hoewel het toen niet al specifiek als voornaamwoord voor non-binaire mensen werd gebruikt, was het een kleine zet om het wel zo te gebruiken,” vertelt hij.
Ongemakkelijk en verwarrend, zo worden genderneutrale voornaamwoorden vaker genoemd, omdat hen in enkelvoudsvorm niet vertrouwd klinkt. “Het klinkt misschien nog onwennig, maar het is onzin om te zeggen dat het grammaticaal incorrect is”, licht Van Oostendorp toe. “Er staat nergens opgeschreven als regel: “hen moet uitsluitend een meervoudsvorm zijn”. Grammatica is een verzameling van afspraken die we met elkaar hebben en die kunnen aangepast worden. Ik vind het argument dat genderneutrale voornaamwoorden ongrammaticaal zijn echt het slechtste argument dat je kunt geven.”
Maar dat hen momenteel ongemakkelijk in gebruik is, ontkent hij niet en heeft volgens hem ook een logische verklaring. “Als kinderen leren wij taal door naar klanken, woorden en zinnen van anderen te luisteren. Daarvan leren wij wat woorden betekenen en hoe zinnen opgebouwd worden. Dat is een natuurlijk proces.” Het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden is zo recent dat het voor volwassenen een hele plotselinge verandering is en daarom onwennig voelt en tot verwarring leidt. “Het voornaamwoord die, die als goede tweede optie voor hen wordt gezien, heeft dit probleem niet. Het is ook mijn verwachting dat die daarom makkelijker in gebruik is, simpelweg omdat die beter past in het systeem dat wij al kennen, vergelijkbaar met they in het Engels.” Van Oostendorp haalt zijn schouders op, “En volgens mij kun je met die ook prima verwijzen naar een man, vrouw of iemand die beide niet is.”
De media speelt ook een rol in de gewenning van genderneutrale voornaamwoorden. De Volkskrant kreeg vorig jaar kritiek van lezers toen, in een recensie over een album van Sam Smith (die met genderneutrale voornaamwoorden aangesproken wilt worden), de artiest met hij werd verwezen. “Ik snap dat het voor journalisten momenteel lastig is, want het is nog ongemakkelijk. Maar als journalist heb je wel een keuze: stel ik mijn eigen ongemak voorop of die van iemand die anders aangesproken wilt worden?” Het argument van de Volkskrant was dat het voor verwarring zou zorgen als ze wel hen hadden gebruikt voor Sam Smith. Van Oostendorp: “Als journalist moet je die keuze zelf maken, maar door naar iemand te verwijzen op een manier die zij niet prettig vinden, creëer je ook een misverstand.”
Van Oostendorp begrijpt, vanuit non-binaire personen, de ophef over situaties zoals bij de Volkskrant maar plaatst hier ook een kanttekening. “Ik merk wel bij die groep dat er een soort gedachte is: als we de taal maar veranderen, dan verandert de mentaliteit van de rest van de mensen. Dat vind ik ook een misverstand. Het is veel belangrijker, denk ik, om de mentaliteit te veranderen. Als dat gebeurt, als mensen meer begrip hebben voor de non-binaire identiteit, dan wordt het makkelijker om de taal mee te veranderen.”
Hij vindt dat de media hierin geen voortrekker hoeft te zijn, “maar zelf zou ik in dit geval hen hebben gebruikt, omdat ik dat moreel het juiste vind. Als ik vanuit mezelf spreek, als ik van iemand weet dat die niet met hij of zij aangesproken wilt worden, zou ik daarvoor mijn best doen. Waarom zou je mensen kwetsen terwijl het geen, of nauwelijks, moeite kost om ze aan te spreken en naar ze te verwijzen op een manier die ze prettig vinden? Als ik journalist was geweest, zou ik zo denken en zo mijn keuze maken.”
Niet alleen journalisten maken deze keuze, iedereen moet dat doen en daarin zit weer een stuk ongemakkelijkheid, denkt Van Oostendorp. “Onze taal is heel binair. Je verwijst, tenzij je een naam gebruikt, continu met hij of zij. Een ander voorbeeld: de keuze of je u of je zegt. Iedere Nederlander heeft vast een moment waarin hij niet weet of hij zijn gesprekspartner met je of u moet aanspreken,” hij lacht, “dat zorgt voor permanent ongemak!”
Hij verwacht dat, ook als de ongemakkelijkheid rondom hen en die verdwijnt, dat een derde voornaamwoord niet de oplossing is. “Je moet steeds één onderdeel van iemands identiteit naar voren halen als je ze aanspreekt of naar ze verwijst, namelijk welk gender zij hebben. Dat is eigenlijk heel raar. Je benadrukt steeds dat stukje identiteit maar geen enkel ander onderdeel ervan”, zegt hij. “In het Hongaars, bijvoorbeeld, gebruik je ő, wat zowel als hij of zij vertaald kan worden.”
Is dat dan de oplossing voor de toekomst: geen binariteit in onze taal meer, maar een enkele aanspreekvorm? “Dat is uiteindelijk het makkelijkst. Maar dan zal lang duren voordat we daar zijn”, concludeert hij.