In onze maatschappij krijgen we gendernormen met de paplepel ingegoten. Als je als man geboren bent, word je geacht je ‘mannelijk’ te gedragen. Het voelt als een abstract begrip, maar als je niet aan de bijbehorende normen voldoet, kom je daar gauw genoeg achter. Als je liever aan theater doet dan voetbal speelt, bijvoorbeeld. Of als je liever lang dan kort haar draagt. Maar het gaat nog veel verder dan dat, heeft schrijver en redactielid bij Expreszo, Joey Velberg, op de harde manier moeten leren. Zijn nieuwe boek, Weg met mannelijkheid, vertelt het verhaal van zijn innerlijke zoektocht naar een weg met mannelijkheid die niet beperkt, maar juist verrijkt. Ik sprak met Joey over zijn kijk op mannelijkheid, de lessen die hij daarover leerde en intersectionaliteit.
Hoe kreeg je het idee om een boek over mannelijkheid te schrijven?
Ik had het idee eigenlijk al heel lang, omdat ik zelf heb geworsteld met dat concept en behoefte had aan de verhalen van anderen. Er werd al wel veel geschreven over dit onderwerp op maatschappelijk niveau, wat goed is, maar ik miste de persoonlijke verhalen. Als ik lees dat X procent van de mannen niet over hun gevoelens durft te praten, wil ik weten waar zij tegenaan lopen. Maar er zijn dus weinig mannen die naar buiten treden met hun verhalen. We weten allemaal dat er veranderingen nodig zijn, maar hoe gaan mannen daarmee om? Welke keuzes moeten zij maken en hoe pakt dat uit? Bijvoorbeeld in thema’s als familie, werk en trauma. Op een gegeven moment bedacht ik me dat ik zelf zo’n verhaal heb, en ben ik het gaan schrijven.
Wat was voor jou de reden om het boek Weg met mannelijkheid te noemen?
Dit is best wel een hot topic, haha. Het ís natuurlijk ook een prikkelende titel. Het boek heet Weg met mannelijkheid om drie redenen. Allereerst omdat het boek de reis beschrijft die ik met mannelijkheid heb afgelegd. Ook heb ik op mijn manier afscheid genomen van de giftige elementen in mannelijkheid die de maatschappij reproduceert. En ik wil met mijn werk mensen inspireren om hun eigen weg met mannelijkheid in te slaan. In de hoop zo gezamenlijk een nieuwe vorm van mannelijkheid te creëren.
Wat is mannelijkheid eigenlijk voor jou?
Ik heb bewust geen definitie gegeven van wat mannelijkheid is omdat ik wil dat mensen dit zelf gaan ontdekken. Er zijn al heel veel mensen, veelal conservatieve mannen, die het internet aangrijpen om hun definitie van man-zijn aan anderen op te leggen. Dat je als man een vrouw moet veroveren, een hogere bodycount moet hebben dan je vrouw, allemaal van dat soort uitspraken. Ik wilde niet aansluiten in dit beruchte rijtje en dus is mijn pleidooi om te ontdekken wat het voor jou is. Ik heb mijn definitie gevonden, binnen een kader waar ik mij prettig bij voel. Dat is wat ik wil voor jongens en mannen in de maatschappij. En dan bedoel ik niet alleen cisgender heteromannen, maar cis en trans, hetero en queer en wit en van kleur. Iedereen heeft met mannelijkheid te maken in onze maatschappij, ook vrouwen en non-binaire mensen, dus mijn boek is eigenlijk voor iedereen.
Waarom was het belangrijk voor jou om het boek vanuit een intersectioneel perspectief te schrijven?
Het is voor mij een voordehandliggende keuze. Ik ben cisgender man, maar ik ben ook queer en ik ben van kleur. Het zou heel raar zijn als ik die elementen niet mee zou nemen, omdat dat is wie ik ben. De aanname is dat wanneer we het over mannen hebben, we het over witte cishet mannen hebben. Ik ben een cisman, dus dat is mijn privilege, maar ik maak ook deel uit van meerdere minderheidsgroepen. Mannelijkheid is gelaagd en kan je opknippen in subthema’s, wat ik dan ook in mijn boek heb gedaan. Het maakt het interessant om dat te analyseren om zo weg te blijven bij dat platgeslagen beeld wat mensen van mannelijkheid hebben. Ik denk dat mannelijkheid veel meer is dan wat wij doorgaans denken.
Heeft jouw queer-zijn je geholpen in je zoektocht naar mannelijkheid?
Ja en nee. Mannelijkheid wordt altijd gezien als het tegenovergestelde van queerness. Want alles wat niet mannelijk is, wordt neergezet als ‘gay, fag, sissy en homo’. Toen ik opgroeide, was mijn overtuiging dat je of man, of gay bent. Dus ook in mij heeft die splitsing lang bestaan en heb ik gedacht dat ik als queer persoon geen echte man kon zijn. Als ik heel eerlijk ben, heeft dat mij beschadigd. Het duurde dan ook even voordat ik die twee kon verenigen. Toen dat gebeurde, besefte ik me dat queer zijn juist een verrijking van mijn mannelijkheid is. Omdat ik me niet langer hoefde te houden aan die stereotypes. Witte cisgender hetero mannen leggen elkaar meer druk op om aan de norm te conformeren, wat verstikkend kan werken. Als queer man voel ik veel meer vrijheid om van die hokjes af te wijken.
In je boek moedigt je moeder je aan om met een pestkop in gesprek te gaan in plaats van het op te kroppen. Een mooie les die jij op de basisschool al leerde, maar wat ik bij volwassen mannen nog weinig terugzie. Wat valt er volgens jou nog te winnen in het gesprek over mannelijkheid?
Pesten is absoluut niet goed te praten, maar ook de pester zelf zal ergens mee rondlopen, omdat hij het nodig vindt andere mensen naar beneden te halen voor zijn eigen gewin. We leven immers in een maatschappij waar niet gelijkwaardigheid, maar individualisme de norm is. Ik denk dat pestgedrag dus vaak voortkomt uit onzekerheid, van mannen die vragen hebben over mannelijkheid en zichzelf die vragen niet durven te stellen. Dat is iets waar we over zouden moeten praten. Als mannen hun gevoelens uit zouden spreken en met meer compassie naar de wereld zouden kijken, zou de maatschappij er heel anders uitzien. Ik ben blij dat mijn moeder dat gesprek destijds faciliteerde. Ik heb toen geleerd om altijd verder te kijken dan mijn neus lang is.
Hoe verliep het schrijfproces? Zijn er mensen of dingen die jouw kijk op mannelijkheid hebben veranderd?
Ik heb het boek vijf keer herschreven. Daarvoor wil ik mijn redacteur bedanken, haha! Maar zonder grappen: het is daardoor ook echt een beter boek geworden. Het boek is gebaseerd op mijn verhalen, dus ik heb er tijdens het schrijven oude notities en dagboeken bij gepakt. Toch kon ik daar niet alle verhalen in terugvinden die essentieel waren voor mijn mannelijkheid. Eén van die verhalen gaat over mijn opa. Ik ging er altijd vanuit dat het een stille, gereserveerde man was die het prima vond om zich wat meer op de achtergrond te houden. Nadat mijn oma overleed, begon hij zich zachtaardiger en geïnteresseerder op te stellen. Aan het eind van zijn leven brak hij dus toch nog uit die rolpatronen.
Juist door met mijzelf in gesprek te gaan ontdekte ik dat er veel meer te vertellen viel over mannelijkheid. Zo ook dat klasse een onderwerp was wat telkens terugkwam, maar welke ik niet expliciet had benoemd terwijl thema’s als seksualiteit, identiteit, familie, trauma en werk heel duidelijk naar de voorgrond kwamen. Daarom besloot ik dit onderwerp als apart thema toe te voegen. Binnen de mannelijke hiërarchie speelt dit namelijk een grote rol. Zo zei een witte man in mijn professionele omgeving eens dat hij het niet nodig vond om zijn academische titel in de handtekening van zijn zakelijke mails te zetten. Zelfs dat hij het opschepperig vond. Ik reageerde met dat ik dat juist wel doe, om voor te zijn dat mensen mij onderschatten. Ik ben trots op het feit dat ik twee academische titels heb. Daar heb ik hard voor geknokt. Voor mij was die titel niet vanzelfsprekend, ik ben immers onder andere omstandigheden opgegroeid en kom niet uit een rijk wit gezin waar studeren een gegeven was. Mannen zijn zich vaak niet bewust van hun privileges. Ik heb liever dat mensen naar me kijken en mij een tikkeltje arrogant vinden, dan dat ik onzichtbaar blijf.
Als ik denk aan mannelijkheid, denk ik ook aan het spelen met gender. Haal jij eveneens plezier uit het bevechten van klassieke mannelijkheidsnormen en zo ja, hoe?
Dat haantjesgedrag tijdens vergaderingen… dat is iets wat ik meteen onderuit haal. Daar ga ik niet in mee. Ik ben een mens, ik heb een expertise en ik kom om vaardigheden te trainen en niet om jou in je mannelijkheid te bevestigen. Dus dat haal ik met liefde onderuit, haha!
Ook het idee dat mannen omhoog moeten vallen omdat ze man zijn leeft nog in veel kringen. Ik hoop dat we kunnen gaan leven in een samenleving waar het gaat om je kwaliteiten en niet het geslacht waarmee je bent geboren of het gender wat je uit. Ik merk nog wel eens dat mannen van die typisch mannelijke, licht seksistische een-tweetjes proberen te spelen met mij omdat mannen daarover kunnen bonden. Doe ik niet aan mee, no thanks.
Lang niet iedere man zal de diepte in durven te gaan zoals jij dat hebt gedaan. Is er iets wat je graag mee zou willen geven aan deze mannen?
Durf het aan om juist wel die diepgang op te zoeken. Ik snap dat het doodeng is, want we hebben als mannen geleerd dat we kwetsbaarheid koste wat het kost moeten vermijden. Dat je de buitenwereld de schuld moet geven, dat je desnoods geweld moet gebruiken. Behalve dat mensen daar slachtoffer van worden, beperken we onszelf er ook mee. Vanuit mijn coachingspraktijk zie ik vrij veel mannen die emotioneel gezien zijn blijven steken op 12 jaar, omdat dat de leeftijd is waarop je leert dat een ‘echte man niet voelt’. Op een gegeven moment ga je merken dat je daarmee een deel van jezelf kwijtraakt. En dat vreet je op van binnen. We worden ‘echte mannen’, en stijgen in aanzien. Maar dat heeft dus ook een prijs. Namelijk dat we minder mens worden. Ik gun jou reflectie op het privilege van man zijn, en daarmee de kennis dat je als man ook buiten de gebaande paden mag treden. Ik gun jou meer menselijkheid, zodat je weer heel kan worden.
Joey’s boek Weg met mannelijkheid is te bestellen bij uitgeverij Mazirel Pers en ligt in de lokale boekhandels.
Over de auteur(s)
Dylan
Hi! Ik ben Dylan (hij/hem), 25 jaar oud en woonachtig in Nijmegen. Tijdens karaoke evenaart mijn zelfvertrouwen dat van Beyoncé – daarbuiten werk ik er nog naartoe. Ik schrijf graag over popcultuur en de gedachtenspinsels in mijn hoofd. In september begin ik aan een master Sociologie. Tot die tijd serveer ik vooral koffie en sass als gastheer in een verzorgingshuis, waar ik ook wel bekend sta als een ‘lekker jong’. Score!