Deze maand wordt de queer geschiedenis maand in Nederland voor de derde keer gevierd. De maand is een initiatief van IHLIA, de instelling in Nederland die zich bezighoudt met het LHBTQIA+-erfgoed. Ook dit jaar zijn er weer meerdere evenementen gepland in samenwerking met andere culturele instellingen om de geschiedenis van de LHBTQIA+-gemeenschap te belichten.
Queer erasure
Queer personen hebben altijd bestaan. Echter was deze groep voor een lange tijd onzichtbaar in de gedocumenteerde geschiedenis. Vanwege de bestaande sociale conventies in veel (westerse) landen waarin heteroseksuele relaties de norm waren, hebben queer personen in het verleden vaak onderdelen van hun (liefdes)leven verborgen moeten houden voor de buitenwereld. Daarnaast maakte de criminalisering van homoseksualiteit het in veel landen ook gevaarlijk om openlijk voor je identiteit uit te komen. Dit heeft als gevolg dat politiedossiers evenals gerechtelijke documenten uit het verleden nu kunnen dienen als bronnen voor onderzoek naar queer geschiedenis.
Natuurlijk weten we van personen die wel (persoonlijke) documentatie hebben achtergelaten waaruit blijkt dat zij waarschijnlijk queer waren. Daarnaast waren er ook personen die over hun gevoelens schreven in hun romans en gedichten. Bekende voorbeelden zijn onder andere: Oscar Wilde, Vita Sackville-West, Emily Dickinson en Radclyffe Hall.
Echter zijn veel verhalen van alledaagse queer personen die leefden vóór de twintigste eeuw vrijwel onzichtbaar in onze geschiedenis.
Heteronormativiteit in de geschiedenis
Als het aankomt op LHBTQIA+-geschiedenis, spreken we ook wel over queer erasure. Door de gebrekkige zichtbaarheid van queer mensen in veel samenlevingen in het verleden, zijn ze ook niet in de geschiedenis terug te vinden. Echter kwam het ook voor dat ze bewust weggelaten werden uit de geschiedenis en historisch onderzoek in het verleden. Historici verklaarden hechte vriendschappen tussen twee vrouwen of twee mannen dan bijvoorbeeld als iets dat normaal was voor de periode. Het idee dat het mogelijk kon gaan om een liefdesrelatie werd volledig uitgesloten.
Dit heeft te maken met het feit dat de geschiedenis voor een lange tijd geschreven werd vanuit een heteronormatief perspectief. Hierbij wordt heteroseksualiteit als norm gezien en alles wat buiten deze norm valt wordt verwijderd of weggelaten. Een voorbeeld hiervan zijn de werken van dichteres Emily Dickinson. Het was pas in de jaren 1990 dat academici zich gingen focussen op haar gevoelens voor haar schoonzus, Susan Gilbert. Echter vond deze queer erasure van Dickinsons werk al veel eerder plaats. Na Dickinsons dood werden er veel aanpassingen gemaakt in haar orginele werken. Deze hadden met name als doel om de verwijzingen naar Susan te verminderen of te verwijderen. Tja, dit lijkt het idee van “historians will say they were just good friends” wel te bevestigen.
Echter zou ik graag willen geloven dat dit soort heteroseksuele interpretaties tegenwoordig in de minderheid zijn, aangezien het veld van queer studies en queer history in de laatste decennia flink is gegroeid. Bovendien helpt het dat queer personen vaak diegene zijn die dit soort studies doen en deze geschiedenis juist niet bekijken vanuit een heteronormatief perspectief.
Terminologie
Welke termen en labels we moeten gebruiken in queer geschiedenis en met name voor specifieke historische personen is een complex fenomeen. Over het algemeen weten we niet hoe personen in het verleden hun seksualiteit of gender beschreven zullen hebben. Het labelen van historische figuren is daarom iets waar we voorzichtig moeten zijn. Tegelijk willen we de decennia van queer erasure niet versterken en bevestigen. Dit geldt vooral wanneer er duidelijke bewijzen zijn dat een historisch persoon zou horen tot wat we nu onder de LHBTIQIA+-gemeenschap scharen. Deze personen moeten we herinneren voor wie ze waren, zeker als zij in het verleden door historici als heteroseksueel beschreven waren.
Voor degene die onderzoek doen naar queer geschiedenis, zijn er mogelijkheden om dit op een geschikte manier te kaderen. Een voorbeeld hiervan is “queer possibility”. Dit houdt in dat onderzoekers erkennen dat historische personen zich mogelijk zouden identificeren als behorende tot de LHBTQIA+-gemeenschap als zij in onze tijd leefden.
De documentatie van queer geschiedenis
Tegen het einde van de twintigste eeuw ging de toenemende zichtbaarheid van homoseksualiteit gepaard met een toenemende documentatie van queer personen.
In de Verenigde Staten en ook in Europese landen worden de Stonewall demonstraties van 1969 gezien als keerpunt in LHBTQIA+- geschiedenis. Echter waren er ook vóór dit jaar al homobewegingen actief in de Verenigde Staten evenals in Nederland. Hier vond de eerste homodemonstratie, tegen artikel 248bis, plaats in januari van 1969. Dit artikel stelde dat de minimumleeftijd voor seksueel contact tussen mensen van gelijk geslacht 21 jaar was. Voor heteroseksueel contact was de leeftijdgrens 16 jaar.
Dit soort grootschalige protesten gaf homoseksualiteit meer zichtbaarheid vanaf de jaren 1970. In de media werd meer geschreven over queer personen en ook de homopers begon op te komen. Meer activistische organisaties kwamen van de grond, of durfden nu meer naar buiten te treden. Deze organisaties en ook individuen verspreidden informatie naar betrokkenen en geïnteresseerden via onder andere pamfletten, lezingen en artikelen in de homopers. Dit en nog veel ander materiaal werd door leden en andere betrokkenen verzameld en bewaard lang voordat hier specifieke archieven voor werden opgezet.
Mede dankzij deze (persoonlijke) verzamelingen hebben we nu een rijkdom aan bronnen waarmee de levens en de prestaties van queer personen niet langer meer weggelaten kunnen worden uit de geschiedenis.
LHBTQIA+-erfgoed in Nederland
In 1978 werden er in Nederland plannen gemaakt om publicaties over homoseksualiteit in kaart te brengen en toegankelijk te maken. Hieruit ontstond onder andere het Documentatiecentrum Homostudies, ofwel Homodok. Daarnaast werden er in deze periode in verschillende Nederlandse steden lesbische archieven opgericht.
Het Homodok verzamelde relevante publicaties, maar ook materiaal als nota’s, rapporten en scripties. In de jaren tachtig begon het documentatiecentrum met het verwerven van persoons- en organisatiearchieven. In 1999 fuseerden het Homodok, Lesbisch Archief Amsterdam en het Anna Blaman Huis (in Leeuwarden) tot IHLIA. Naast IHLIA zijn er ook andere archieven en collecties met een LHBTQIA+-thema in Nederland.
Queer geschiedenis in de eenentwintigste eeuw
In populaire media lijken LHBTQIA+-historische thema’s ook steeds meer aandacht te krijgen. Zo zijn er series die de levens van echt bestaande queer personen tot leven brengen. Daarnaast zijn er series die fictioneel zijn maar dicht bij de realiteit blijven van hoe het leven voor queer personen er mogelijk uitzag in een bepaalde periode. Voorbeelden zijn series als Pose, It’s A Sin, Gentleman Jack, en Dickinson. Daarnaast zijn er tegenwoordig ook heel wat boeken met queer representatie op de markt, waaronder historische fictie.
Kortom, in de laatste jaren lijkt er een toename te zijn van interesse en belangstelling voor queer geschiedenis. Initiatieven als de queer geschiedenis maand in Nederland en andere Europese landen dragen hieraan bij en laten mensen kennis maken met dit verleden. Er is een rijkdom aan belangrijke en interessante verhalen binnen queer geschiedenis. Ik hoop daarom dat dit thema in de toekomst alleen nog maar een grotere aanwezigheid krijgt in media, onderwijs en geschiedenisstudies!
Over de auteur(s)
Mo
Hoi! Ik ben Mo (zij/haar). Tijdens mijn studie geschiedenis ben ik veel bezig geweest met queer geschiedenis, iets wat ik graag voortzet bij Expreszo! In mijn vrije tijd lees, schrijf en wandel ik graag.